Bijna vijf jaar geleden begon ik zelf aan mijn eerste toezichthoudende baan. Met een brede directie-ervaring in het hoger onderwijs en twee kinderen op de basisschool leek het mij interessant om de ‘andere kant’ van de bestuurstafel te leren kennen. Na een stevige selectieprocedure die bij een externe partij was belegd, werd ik uiteindelijk voorgedragen als kandidaat bij een stichting met 21 basisscholen. Ik was (en ben nog steeds) de jongste en een van de twee vrouwelijke leden die onze raad (bestaande uit vijf) telt.
Na twee jaar ervaring als lid nam ik het stokje van de voorzitter over, die jarenlang op deskundige wijze inhoud had gegeven aan de toezichthoudende rol en de organisatie vanuit het oude bestuursmodel naar het huidige Raad van Toezicht-model. Samen met mijn collega-leden hebben we onszelf onder de loep genomen en vastgesteld dat we een volgende professionaliseringsslag met elkaar wilde maken: we hebben de zelfevaluaties weer opgepakt, zijn aan de slag gegaan met ‘permanente educatie’ en organiseren aanvullend op de reguliere RvT-vergaderingen jaarlijks twee ‘deep dives’ waarin we samen met het College van Bestuur een relevant strategisch thema diepgaander bespreken.
Recentelijk sprak ik een collega toezichthouder van een andere organisatie, die mij vertelde dat hun zelfevaluatie bestaat uit een informeel etentje waarin wordt gevraagd ‘hoe iedereen erin zit’. Ook was er bij de leden weinig behoefte aan het gezamenlijk volgen van cursussen want ‘men wist het meeste wel’ en had bovendien ‘weinig tijd’.
In mijn optiek draait toezichthouden om het willen bijdragen aan de (verbetering van de) kwaliteit van de organisatie waar je toezicht op houdt. Daarbij mag worden verwacht dat je kennis van zaken hebt op zowel strategisch en maatschappelijk niveau, als ook de organisatie kent en begrijpt. Het vereist dat je kritische vragen vooraf stelt, op basis van die kennis en expertise, zodat je deze niet achteraf hoeft te stellen, als het feitelijk te laat is.
Toezichthouden is een eer om te mogen doen maar is niet langer een ‘erebaantje’ of een ‘nevenactiviteit’. Het is een serieuze baan, die vereist dat je daar de tijd voor neemt. Dat brengt spanning met zich mee in en verantwoordelijkheden, hetgeen ook is af te leiden uit de aansprakelijkheid die je als bestuurder hebt richting de organisatie. We kennen immers allemaal de negatieve voorbeelden uit het nieuws.
Hoe gaat jouw organisatie om met toezichthouden? Hoe werk je aan de professionalisering van jouw raad? Heb je een goed, inspirerend voorbeeld? Ik ben altijd op zoek naar verbetermogelijkheden en hoor ze graag!